Dan begint het creatieve deel van het werk. De software – die alleen in het Engels beschikbaar is – geeft de gescheiden elementen in verschillende kleuren weer: de zogenaamde layers. De rip is niet destructief: alle layers samen klinken als het originele materiaal.
RipX geeft de geluiden weer als lijnen die de toonhoogte volgen. Daardoor ziet een mix er vaak uit als een stapel zachte spaghetti die van links naar rechts loopt. De visualisatie is vergelijkbaar met de blobs in Melodyne, een tool die in veel studio’s wordt gebruikt om zangsporen te corrigeren. Het is echter minder elegant en visueel minder aantrekkelijk.
Individuele layers kunnen worden gedempt of solo worden weergegeven, en hun volumeverhouding kan worden aangepast. RipX kan layers herschikken en opnieuw genereren voor een beter overzicht – bijvoorbeeld voor het applaus van een live-opname.
Het resultaat van een rip hangt sterk af van het bronmateriaal. Het komt regelmatig voor dat stemmen klinken alsof iemand in een kartonnen doos zingt, of dat een piano klinkt alsof hij onder water is opgenomen. Zulke problemen treden vaak op wanneer geluiden uitfaden en de software de frequenties niet meer duidelijk kan toewijzen aan een instrument, waardoor ze op een andere layer terechtkomen. RipX scheidt elektronische muziek doorgaans zuiverder dan rock. De studio-opname van een jazztrio kan beter worden gedemixt dan het complexe, soms warrige geluid van een live-opname van een groot ensemble.
In vergelijking met andere programma’s presteert RipX DAW echter goed. Het kan zang redelijk zuiver van de rest van een opname scheiden en maakt zo snel een karaokeversie. Ook herkent het akkoorden doorgaans betrouwbaar. Wanneer je echter vraagt om audiogegevens om te zetten naar MIDI-tracks en deze te exporteren, wijst het de noten vaak niet correct toe. Voor transcripties kun je dan beter Melodyne gebruiken.